Hedwig Kleintjes-van Osselen
–
Dahlia’s, rozen, sneeuwballen, madelieven en vooral haar lievelingsbloemen zinnia’s schilderde Hedwig met een vlotte toets in afgewogen composities en tinten die afgestemd waren op de bloemen. Een in felle kleuren geschilderde bos zomerbloemen in een helblauwe vaas knalt het doek uit door de donker gehouden achtergrond, maar bijvoorbeeld doeken met sneeuwballen zijn daarentegen ingehouden en met groene, grijze, bruine en witte nuances geschilderd. ‘Haar penseelstreek is gedecideerd en zelfbewust. [ … ]. Het forsche – concludeert ge – is eerder haar zaak dan het teedere. [ … ].Er is meer bravour in haar bloemstukken dan teerheid,’ merkte mr. Michel Hennus terecht op en kunsthistoricus Jos de Gruyter stelde later: ‘Haar geest was ontvankelijk en zoekend, verschillende werken zou men in dien zin experimenten kunnen noemen, dat de schilderes binnen het gebruikelijke picturale kader een duidelijk probleem van kleurstelling of lichtwerking tot punt van uitgang harer kunstwerken gekozen heeft [ … ].’ Halverwege de jaren twintig gaf Hedwig haar bloemstillevens dan ook titels als ‘Studie in groen’ of’Rood en wit’. Omstreeks deze tijd werd de achtergrond boeiender door een aantal slimme technische kunstgrepen. Zij liet haar voorwerpen en bloemen op een spiegelend oppervlak staan, waardoor zij kleuren in net andere tonen en de vormen in de composities herhaalde. Door voorwerpen voor een wand met roomwitte en blauwe Delftse tegeltjes te plaatsen verlevendigde Hedwig de achtergrond in haar composities.
Uit: ‘Tuin, thee en atelier’