Jan L. Kleintjes
–
“Het echtpaar betrok in 1899 het huis Kolthoorn in Heerde, dat al snel een ontmoetingsplaats werd voor kunstenaars, schrijvers, musici en voor hun beider breedvertakte families. Ook met de plaatselijke bevolking hadden Jan en Hedwig een sterke band: de schilder nam zijn dagelijkse omgeving tot onderwerp, verzamelde Veluwse volkskunst en vele Veluwse kindertjes poseerden voor hem. Tegelijkertijd voerde hun brede netwerk het kunstenaarsechtpaar enerzijds tot in de Amsterdamse Concertgebouwbuurt-waar menig vooraanstaand burger geportretteerd werd – anderzijds tot in Indië, waar Jan Kleintjes in 1912 en 1913 op monumentaal formaat een aantal theeplantages in beeld bracht. Deze theeplantages behoorden onder andere aan familie van Hedwig, de Kerkhovens, die in de persoon van Rudolph Kerkhoven zo mooi geportretteerd zijn door Hella Haasse in haar roman Heren van de thee (1992).
De levensgeschiedenis van Jan en Hedwig Kleintjes-van Osselen speelt zich dus af op drie niveaus: op het platteland, in de mondaine stad en in een verre exotische wereld. De familie is daarmee een mooi voorbeeld van een ‘doorsnee’ gegoede Nederlandse familie uit de eerste decennia van deze eeuw: ze zijn zonder uitzondering cultureel geïnteresseerd, vol liefde voor de natuur, hebben respect voor de medemens en een duidelijk plichtsbesef, kortom zij zijn de pijlers van de Nederlandse beschaving. De schilderijen van het echtpaar zijn de getuigen van hun leven. Het atelier op Kolthoorn, dat met een deel van de inboedel tot op vandaag intact is gebleven, is een afspiegeling van een tijd die met de Tweede Wereldoorlog definitief tot het verleden is gaan behoren.”
Tekstfragment uit de Inleiding van Saskia de Bodt bij het boek ‘Tuin, thee en atelier’ 1989