Jan L. Kleintjes
–
De schilder staat hier op dezelfde wijze naar de toeschouwer gewend als op zijn eerdere zelfportret uit 1936, maar nu heeft hij een palet en penselen in zijn rechterhand en in zijn linkerhand een doodshoofd. Hij is gekleed in een opvallende schildersjas, een overhemd met vlinderdas en een trui. Zijn gezicht vertoont een uitdrukking van (zelf)voldaanheid, die een verklaring vindt in het motto dat hij het schilderij meegaf: “Malgré tout, joie de vivre”, een motto dat geïnspireerd werd door vreugde van de schilder over zijn opleving na een galblaasoperatie in 1949. Op de achtergrond rechtsboven doemt wazig het gezicht van zijn in 1936 overleden echtgenote Hedwig op.