Prieel in de tuin van huize Kolthoorn (1916)

Jan L. Kleintjes

Net als Monet in Giverny had het echtpaar Kleintjes de beschikking over een paradijselijke tuin met daarin vijvertjes en een grote diversiteit aan planten en bloemen. Vanuit het grote venster in het atelier keken de modellen op ‘de Franse tuin’, een stukje tuin met geometrisch gevormde perkjes van lage heggetjes en paadjes, waar je heerlijk ’tegenliggertje’ kon spelen, herinnerde Ernee van der Linden- ’t Hooft zich, die er als kind in de zomer van 1918 kwam. De spreng, omsloten door treurwilgen, gras, riet en heesters, weerspiegeld in rustig kabbelend water, was een bron waar Kleintjes vele malen uit putte. Diverse pasteltekeningen en olieverven dragen dit thema en ademen een oase van rust uit.

Achter het huis richtten Hedwig en Jan Kleintjes perken in met bloemen en struiken: zinnia’s, lobelia’s, hortensia’s, sneeuwballen, hulst en diverse rozen die Hedwig voor haar bloemstillevens kon plukken. Ook maakte Hedwig behangontwerpen waarvoor ze diverse in de tuin groeiende heesters en bloemen tot ‘model’ kon nemen. Midden door de circa zeventig meter diepe tuin liep een pad met halverwege een witte, met klimrozen omgeven pergola. Hier werd het middenpad loodrecht gekruist door de zijpaadjes, waarvan er één naar de kleine kassen met de zaailingen leidde en de ander naar de moestuin, waar groente voor eigen gebruik werd geteeld. Halverwege de tuin had het echtpaar Kleintjes een prieel. Daar schilderde Kleintjes, en plein air, elegante, in de tuin verpozende gezelschappen op forse doeken. Het achterste gedeelte van het stuk grond was de boomgaard. Een tuin die door iedereen omschreven werd als een prettig, maar bewerkelijk lusthof.

Tekstfragment uit ‘Tuin, thee en atelier’.

Afmetingen: 135x95cm.